We kunnen stellen dat er vier soorten dyscalculie worden beschreven: semantische geheugendyscalculie, procedurele dyscalculie, visuospatiële dyscalculie en getalkennisdyscalculie (Geary, 2003).
Semantische geheugen dyscalculie
Jongeren met semantische geheugendyscalculie vertonen volgende kenmerken: Ze zijn traag in het rekenen (tijdconsumerende fouten), waarbij eenvoudige sommen (vb. optellen en aftrekken tot twintig en de tafels van vermenigvuldiging) niet geautomatiseerd zijn. Indien de antwoorden uit het geheugen worden gehaald (wanneer ze niet berekend worden) worden er veel substantiële fouten gemaakt. Verder zien we dat de tijd die nodig is om een correct antwoord uit het geheugen te vinden zeer wisselend is. Uit onderzoek blijkt dat dit geheugenprobleem zowel met het werkgeheugen als met het lange termijngeheugen te maken heeft. Het blijkt dat het terugvinden van rekenfeiten uit het lange termijngeheugen, zoals de uitkomst van een bepaalde optelling of vermenigvuldiging, een beroep doet op dezelfde geheugensystemen als het decoderen van woorden en het leesbegrip. Het is dus niet verwonderlijk dat dyscalculie van het verbaalgeheugen type veel voorkomt bij kinderen met dyslexie. De oorzaak van dit type van dyscalculie lijkt te liggen in de linker hemisfeer (net als dyslexie) vooral in de posterieure en prefrontale regionen. Mogelijk is er ook een verband met het functioneren van de subcorticale basale ganglia.
Getalkennisdyscalculie
Kinderen met getallenkennisdyscalculie hebben volgende kenmerken : Ze hebben problemen met inzicht in de getalstructuur (HTE) en metend rekenen, ze hebben moeite met abstract inzicht in ons talstelsel en ze hebben problemen met getallezen, getaldictee, getalherhalen, getalbegrip en getalproductie.
Visuospatiële dyscalculie
Kinderen met visuospatiële dyscalculie hebben moeite met het visueel-ruimtelijk goed weergeven en interpreteren van numeriek informatie, zoals het recht onder elkaar zetten van getallen in kolommen. We zien het roteren (horizontaal of verticaal) van getallen, het foutief interpreteren van de ruimtelijke weergave van numerieke informatie (zoals de plaatswaarde – In 4256 is de 2 H, terwijl in 6524 de 2 verwijst naar T). De problemen met visueel ruimtelijke verwerking van deze leerlingen worden doorgaans gekoppeld aan een dysfunctie van de rechter hemisfeer (met name de visuele cortex), alhoewel ook het pariëtale gebied van de linkerhemisfeer betrokken kan zijn. Bij deze vorm van dyscalculie zien we meestal geen comorbide leesproblemen. Er blijkt ook geen erfelijke component te zijn die er een rol in speelt.
Procedurele dyscalculie
Tenslotte is er de procedurele dyscalulie waar jongeren vaak een rekenalgoritme blijven gebruiken die normaal is voor jongere leerlingen. Deze jongeren maken veel substantiële fouten in de uitvoering van de rekenprocedures. Er is een achterstand merkbaar in het begrip van de rekenprocedures en ze hebben moeite met de volgorde van de stappen die bij complexe berekeningen moeten worden uitgevoerd. Deze ‘aanpakproblemen’ lijken soms te maken hebben met een stoornis van het frontale deel van de linker hemisfeer.
Geary, D.C. (2003).Learning in Arithmetic: problem-solving differences and cognitive deficits. In
L. Swanson, K.R. Harris & S. Graham (Red.). Handbook of leaning disabilities ( pp. 199-212). The Guilford Press New York.