Dit heeft te maken met het automatiseren en het geheugen.
Dyslectische kinderen kunnen de volgende kenmerken hebben :
Taalontwikkelingsproblemen : laat met praten begonnen, moeite met de uitspraak, problemen met het ontwikkelen van de woordenschat, begrippen als links/rechts verwarren, problemen met het leren van liedjes en het onthouden van namen, moeite met het benoemen van de kleuren, moeite met rijmen, vaker last van woordvindingsproblemen. ( niet op het woord kunnen komen tijdens praten)
Problemen met leren lezen : langzaam/spellend lezen en/of andere woorden lezen dan er staan (radend lezen), moeite met het onthouden van de klank van de letters, letters omdraaien (b/d - ei/ie), vaak kleine 'makkelijke' woorden en de woordjes 'de/het/een' fout lezen en/of overslaan, bij lange woorden haperend en/of herhalend in stukjes lezen, een bepaald woord op een bladzijde willekeurig goed en fout lezen.
Problemen met de spelling : vaak een slecht handschrift (zwakke fijne motoriek), moeite met overschrijven, veel verbeteringen aanbrengen, bij de spontane spelling als briefjes/verhaaltjes e.d. juist veel spelling-fouten als letters/lettercombinaties omdraaien/vergeten en toevoegen, willekeurig gebruik van ei/ij (‘wijnig i.p.v. weinig’) en van au/ou (‘gouw i.p.v. gauw’) of f/v (‘vout i.p.v. fout’), vaak woorden schrijven zoals je ze zegt (‘wirberigt i.p.v. weerbericht’), bij toetsen meestal betere resultaten dan bij het dagelijks schoolwerk, zelf weinig fouten zien.
Problemen met rekenen : vooral moeite met het automatiseren van de tafels ( vooral het snel achter elkaar beantwoorden van verschillende keersommen, soms getallen omdraaien, rekenfouten in verhaalsommen, moeite met klokkijken en soms een slecht ontwikkeld tijdsbegrip.
Problemen voortgezet onderwijs : vooral veel problemen met de spelling van de vreemde talen, nog steeds moeite met het schrijven van werkwoordsvormen en goed lopende zinnen.
BronProblemen met het automatiseren uiten zich onder andere bij:
directe woordherkenning (technisch lezen); dit kan consequenties hebben voor het begrijpen van de tekst, doordat woorden soms verkeerd gelezen worden of relevante informatie wordt overgeslagen door een gebrek aan tijd;
het onthouden van woordbeelden (spelling, moderne vreemde talen);
het onthouden van losse op zichzelf staande gegevens (jaartallen, plaatsnamen, muzieknoten); dyslectische leerlingen hebben grote moeite met het onthouden van losse gegevens in verband met het talige fonologische tekort zoals: rijtjes, woordjes, topografie, formules. Als ze de informatie niet krijgen aangeboden in samenhang met de gegevens, dan zullen ze grote moeite hebben om deze informatie te onthouden;
begrippen en formules bij exacte vakken;
informatieverwerving;
twee dingen tegelijk doen, bijvoorbeeld schrijven en luisteren.
Bron
De fonologie of klankleer is dat onderdeel van de taalwetenschap dat zich bezighoudt met de beschrijving van klank- en lettergreepstructuur. Anders dan de fonetiek, waarin de spraaksignalen in detail worden bestudeerd, opereert de fonologie op het abstracte niveau van betekenisonderscheidende klanken: de fonemen.
In de fonologie wordt bijvoorbeeld beschreven hoe onder invloed van de stemhebbende /d/-klank in 'zakdoek' de 'k' als een stemhebbende /g/ wordt uitgesproken. De exacte eigenschappen (duur, toonhoogte enz.) van de klank worden niet in acht genomen, daarmee komen we op het terrein van de fonetiek.
Zoals je ziet komen er een aantal zaken overeen bij dyslexie en dyscalculie, zeker het geheugen en het slecht in staat zijn om te automatiseren.